Dwangstoornis of obsessief compulsieve stoornis

Dwangstoornis of obsessief compulsieve stoornis

Deze angstklachten hebben te maken met dat je er last van hebt dat je steeds terugkerende dwanggedachten of dwanghandelingen hebt. Dwanggedachten zijn gedachten die steeds terugkomen, waarvan je weet dat ze onzin zijn of niets betekenen maar die wel steeds terugkomen. Het zijn dus gedachten waarvan je zelf wel weet dat ze overdreven zijn en niet bij je passen, maar ze komen wel steeds in je gedachten. En dat kan je dus niet voorkomen. Dwanghandelingen zijn gedragingen die iemand van zichzelf steeds op dezelfde manier moet doen. Bijvoorbeeld steeds drie keer het licht uit doen voordat je uit huis vertrekt. De visie op deze dwanggedachten en –handelingen is dat mensen hiermee hun angst willen controleren. Dus dat je met die gedachten en/of handelingen voorkomt waar je bang voor bent. Het is niet altijd meteen duidelijk waar je nou zo bang voor bent, maar het kan bijvoorbeeld dat je bang bent om een ernstige ziekte te krijgen en daarom tien keer per dag je handen wast, precies op dezelfde manier en volgens een bepaald ritueel.


De behandeling van een obsessief compulsieve stoornis geschiedt met behulp van cognitieve gedragstherapie. De therapie richt zich op twee doelstelling. Het eerste is het doorbreken van de dwanghandelingen. Dit gebeurd door middel van exposure in vivo met responspreventie. Een belangrijk deel van de behandeling bestaat uit exposure. Dit houdt in: het doorstaan van je angstgevoelens en hiermee op een andere manier leren om te gaan dan door dwanghandelingen te doen. Dit is vaak een heel proces en gebeurd in kleine stappen onder begeleiding van je psycholoog. Het tweede cognitieve deel van de therapie richt zich op het onderzoeken van je (irreële) angstige gedachten en onderliggende overtuigingen. Vaak gaat het erom deze te begrijpen, maar vooral om deze uit te dagen en te veranderen.